Historie
Van het begin van de 8ste eeuw vindt men in de archieven de eerste aanwijzingen van menselijke bewoning van de Vlaamse kustvlakte. Schenkingen van gebieden in de kuststreek aan de Gentse St. Pietersabdij zijn opgetekend in het Liber traditionum, dat van 941 dateert. Dit waren vooral moerassige weidegronden.
Cadesant
Als eerste duikt de naam Cadesant op in een oorkonde uit 1111-1115, waarin graaf Boudewijn VII toegeeft dat hij zich de tienden (kerkbelastingen) van Wulpen en Cadesant had toegeëigend, die tot de kerk te Rodenburg (Aardenburg) behoorden en door zijn voorgangers aan de St-Baafsabdij waren geschonken. Cadesant duidt er op dat hier al een duidelijk stelsel van kaden aanwezig moet zijn geweest; het bestaande eiland werd steeds uitgebreid door het ene stuk schorland na het andere met een dijk te omgeven en zo tot polder te maken. De dijkaanleg op het landje van Cadzand behoort tot de oudste van West Europa.
In 1177 wordt voor het eerst geschreven over polders op het eiland Cadzand. Ridder Walter van Axel deed toen afstand van zijn grafelijk leengoed op Cadzand, dat verspreid lag ‘super Val et super Grotenflit et in Kerkepolre et Strine et Bertenhuc et Sumpel’ ten gunste van de St-Baafsabdij.
Enkele jaren later breidde graaf Philips van de Elzas het grondbezit van St.Baafs op Cadzand uit met 100 gemeten (een gemet kwam overeen met ca. 0,4 hectare). Dit land lag o.a. in "Sudpolre super Dondelinsvliet". Het eiland Zuidzande ontstond op dezelfde manier als het eiland Cadzand: een oude kerk met daaromheen een groot aantal kleine polders.
Tot 1231 werd de zielzorg op het eiland Cadzand slechts door één geestelijke uitgeoefend. Uit dat jaar stamt een verzoek van Cadzand aan de abt van St.Baafs om naast de pastoor een kapelaan te benoemen. Het kwam namelijk geregeld voor dat de pastoor, wanneer hij het eiland om de een of andere reden had verlaten, dagenlang de oversteek niet kon maken wegens storm of woelig water en er dus geen geestelijke bijstand kon worden verleend. Het eiland Wulpen beschikte aan het eind van de 13de eeuw over vier parochies, namelijk in Remboudsdorpe, in Brile (Avenkerke), in Westende-Wulpen (St-Precatuskerke) en in Ostende-Vulpen (st-Lambertus).
De eilanden hadden een geregelde veerdienst, zowel met de vaste wal als onderling. Op Cadzand bestond het St-Marie Vere", genoemd naar de patrones van de kerk van Cadzand. De namen Veerhoek en Veerhoeve geven aan dat er diverse oversteekplaatsen zijn geweest.
Het eiland Wulpen was in de 16de eeuw bijna geheel door de zee verzwolgen, terwijl het eiland Cadzand geleidelijk vastgroeide aan Groede en Zuidzande en in de 18de eeuw aan Oostburg en daardoor geen eiland meer was.